Lange avond met wisselende kwaliteit
Op zondagavond 6 augustus staan er welgeteld vier punkbands in de Melkweg; een line-up die wat ons betreft meer aan een mini-festival doet denken dan aan een regulier concert: Pears als voorprogramma waarna Face to Face, Good Riddance en Pennywise als gelijkwaardige bands een show neerzetten. Dit betekent dat we tegen het eind van de middag rond vijven al richting Melkweg vertrekken, waar Pears om half zes de boel mag opwarmen.
Hoewel er buiten voor de deuren al behoorlijk wat mensen rondhangen, is de zaal erg leeg als stipt half zes de lichten uitgaan en er een circusmuziekje door de speakers klinkt. Achter het podium hangt een groot spandoek van Good Riddance, waar wat knullig, als een soort zakdoekje, het Pears logo overheen bevestigd is. Zanger Zach Quinn rent al direct zonder shirt het podium op terwijl zijn bandleden meteen hard inzetten. Vanaf dan is het een en al herrie en spastische bewegingen, voornamelijk uitgevoerd door Quinn die na elk nummer op z’n knieën voor het drumstal valt om gulzig water – of iets anders? – te drinken. De Amerikanen van Pears doen goed hun best om het handjevol toeschouwers op te warmen, maar wij kunnen er eerlijk gezegd weinig mee: de zang is te schreeuwend en mede hierdoor onverstaanbaar plus de performance van Quinn is net te overdreven en gemaakt. Ondanks dat staan er voorin de zaal alsnog twee fans ontzettend hard mee te zingen… toch nog iets.
Na Pears wordt in rottempo het podium aan kant gemaakt zodat er ruimte is voor wat oudere rotten in het vak: Face to Face. De Californische band is eind jaren 80/begin 90 al opgericht en na een onderbreking van een paar jaar is het geheel ‘still going strong’ ondanks het feit dat zanger Trever Keith als enige over is van de originele bezetting. Toch zou je denken dat de band met de huidige leden tientallen jaren samen speelt want als de snelle, melodieuze tonen de zaal in golven, klinkt dit ontzettend strak. De inmiddels goed gevulde zaal reageert door hard mee te zingen met de catchy nummers zoals ‘Ordinary’ waarin precies passend binnen het genre flink wat “wooohooo” te horen is, waar veel herhaling in de teksten in zit en wat lekker uptempo gespeeld wordt. Bij Face to Face geen overdreven gedoe, betere balans tussen muziek en zang en die typische West Coast zonnigheid die er hier en daar doorheen piept als alle bandleden meezingen in ‘Walk the Walk’. Keith zingt hier en daar een tikkeltje vals, maar ook dat past precies binnen bij het genre. Verder golft de show lekker en onstuimig door binnen de kaders van de West Coast punk waarbij Face to Face vol energie op het podium staat, maar daarin niet overdreven is.
Even na half acht is de eer aan Good Riddance. Wederom een band met Californische thuisbasis waar de huidige leden op drummer Sean Sellers na in 1986 al aan de gang waren. Ook bij deze band een onderbreking, waarna de vier heren in 2012 de boel weer opgepakt hebben. En hoe… Na een relatief lange instrumentele intro stuitert zanger Russ Rankin meteen over het podium. Met het enorme spandoek eindelijk in volle glorie achter de band, is het een lekker zooitje ongeregeld om naar te kijken. Nummers als ‘A Credit to his Gender’ zijn lekker kort en snel en worden vanuit de zaal uit volle borst mee gezongen. Als één toeschouwer het podium opklimt en een microfoon claimt om te laten horen dat hij de tekst kent, staan de bandleden te grinniken – het maakt ze allemaal helemaal niets uit. ‘Blue Black Eyes’ wordt ondersteund door felle spots in wisselende kleuren waardoor de band soms nauwelijks te zien is. Ondertussen wordt er gecrowdsurft, gemosht en er vliegt bier door de lucht; grotendeels het standaard riedeltje. Good Riddance is een tandje intenser dan Face to Face; dezelfde snelle ritmes en korte, strakke nummers, maar door de wat hogere, schellere stem van Rankin voelt het wat nerveuzer. Terwijl je met Face to Face lekker doorstapt, is het met Good Riddance alsof je moet rennen om je bus te halen. Niet verkeerd, maar wat ons betreft net wat minder om tegenover te staan.
Normaal gesproken begint op zo’n avond de tweede band pas rond negenen, maar nu zijn we al drie acts onderweg. Het ruime half uur voordat Pennywise de avond afsluit, voelt dan ook vreselijk lang. Als de heren het podium op slenteren met een langgerekt “Hello Aaaaaamsterdaaaaam…. We’ve been drinking again” is meteen duidelijk hoe laat het is. Jim Lindberg heeft een ietwat dubbele tong en slist behoorlijk tijdens zijn gewauwel. Daarnaast staat het geluid van de instrumenten veel te hard, waardoor de zang overstemd wordt door een diepe, ruisende dreun. Tussen de nummers door wordt er zoals gebruikelijk gekletst door Lindberg en co; iets over drank, drugs en aangeboden excuses ivm Trump. Nummers als ‘Fight Till You Die’ en ‘My Own Way’ worden ondanks de wat matige kwaliteit toch snoeihard meegezongen en aan de oproep tot het vormen van een circle pit wordt direct gehoor gegeven; niet voor iedereen vormt de karige performance een probleem. Wij storen ons er wel aan, zeker na de goede show die Pennywise vorig jaar samen met Strung Out verzorgde. De nummers lijken te veel op elkaar door het slecht afgestemde geluid en de dronken frontman maakt het zelfs wat sneu. Als er een toeschouwer plat op de vloer belandt en de muziek gestaakt wordt omdat ‘ie niet direct overeind komt, vinden we het eigenlijk wel mooi geweest. Als de band hierna ‘Same Old Story’ inzet, is dit voor ons het teken; het is inderdaad hetzelfde verhaal… en deze keer niet op een positieve manier.
Vier bands op één avond hoeft niet veel te zijn, maar vanavond was het voor ons wel te veel. De duo show die Pennywise vorig jaar neerzette was qua sfeer en kwaliteit stukken beter wat ons betreft waar het vanavond gewoon te lang en te wisselend was. Het argument dat punk niet altijd even strak hoeft te zijn, hebben wij zelf ook wel vaker aangevoerd, maar op het moment dat artiesten net te ver heen zijn waardoor hun performance matig is, hoeft het van ons niet. Voor ons stak Face to Face er dan ook met kop en schouders bovenuit: kwaliteit in orde, lekkere sfeer en niet teveel onnodig gewauwel.
© Céline Claassens | All Rights Reserved
Geef een reactie