Ineens staat een jongeman met akoestische gitaar op het podium; "Buenas Noches Groningen” en zet ogenschijnlijk makkelijk een setlist neer ter opwarming van het publiek. De man, Chicos y Mendez, speelt akoestisch met zo nu en dan een drumcomputer waarbij de beats nogal overheersen. Deze in Brussel woonachtige Peruviaan heeft de percussie op band helemaal niet nodig.
Hij maakt makkelijk contact met het publiek. In verschillende talen vertelt hij het verhaal van een groep vrouwen die vluchtelingen in Midden-Amerika voorzien van eten. Het publiek wil wel juichen voor deze beschermvrouwen die hij 'patronas' noemt. Hij zingt over een door mannen gedomineerde wereld in ‘Reggaeton Feminista', deze maatschappelijk betrokken muzikant. Het publiek, wat evengoed gewoon doorpraat, wordt steeds enthousiaster. Of dat komt omdat het steeds beter smaakt, deze zwoele muziek brengt je wel in mediterrane sferen, of omdat het moment dat Manu Chao arriveert nadert, laten we in het midden.
Manu Chao heeft een verdienstelijke CV als het gaat om originele muziek en fanbase. Hij treedt maar weinig op en zijn optredens zijn snel uitverkocht. Hij maakt een warme cocktail van muzikale invloeden uit verschillende landen en stijlen. Ska, reggae, salsa, punk, rock, het wordt allemaal in een melodieuze Latijns-Amerikaanse saus gedompeld. Zijn muziek wordt vaak voorzien van allerlei foefjes als radiostemmen, geluidjes en vreemde klanken. De artiest is een vrijbuiter die vreugde brengt maar zijn hand ook niet omdraait voor politieke en maatschappelijke thema’s. Hij krijgt bij opkomst gelijk een oorverdovend applaus. Deze show is onderdeel van zijn officieel akoestische tournee. Hij brengt mee zijn eigen gitaar, Lucky Salvadori met een kleine gitaar en de percussionist Miguel Rumbao. Manu gaat op een hoge kruk in het midden zitten en links van hem de gitarist en rechts van hem de percussionist. De laatste twee zitten naar elkaar toe. De gitarist bespeelt met zijn voet de basdrum. In deze formatie blijft het drietal lange tijd spelen. Dat klinkt wat stijf, maar dat is het allerminst. De muzikanten barsten van talent, energie en enthousiasme. Het zijn erg fijne warme ritmes met hoofdzakelijk Spaanse teksten waar menigeen niet stil bij kan blijven zitten. Het kan slechts een kwestie van tijd zijn dat iedereen staat. Zoals we hem kennen, zingt hij veel stukken tweestemmig, en dat gebeurt hier ook, vaak ook driestemmig. Het publiek is erg enthousiast; ze laten dit luidkeels horen. Het is geen luistermuziek, velen praten wel wat met hun buur. Het valt op dat Manu veel doet met gebaren. Hij steekt beide armen in de lucht en laat zijn vingers wiebelen. Of hij waait een arm krachtig omhoog, of houdt een hand tegen zijn oor. Of hij het publiek graag wil meevoeren in de muziek op deze manier, of juist meer applaus wil is ons niet bekend. Het lijkt een beetje over the top, deze euforie, gelijk aan een team dat The Champions League heeft gewonnen. Het publiek opzwepen, enthousiasmeren of mee krijgen in deze energie lijkt ook overbodig, want het publiek was al loei-enthousiast vanaf het eerste moment. De muzikanten hebben erg veel plezier en uithoudingsvermogen. Als een trein stomen ze van het ene nummer door naar het andere nummer. Maar ook worden nummers steeds opnieuw ingezet na een lange outro. Je wordt vaak op het verkeerde been gezet als je denkt dat het nummer stopt. Het publiek wordt gevraagd van zich te laten horen, en dan gaat de band weer verder met hetzelfde nummer. Dit soms wel vier keer per nummer. Dit is voor velen wel een beetje (te) veel. De percussionist speelt zo fanatiek dat je je niet kan voorstellen dat hij na een twee uur durende show nog enig gevoel in zijn handen over heeft.
Ineens komen er drie blazers bij, waaronder Oosterpoort’s (en Jammah Tammah’s) eigen Arno Bakker. Deze heren zorgen voor nog meer dynamiek op het podium. Niet alleen muzikaal maar ook de ska-achtige moves laten zien dat de muzikanten feest vieren. Tijdens het optreden komen bepaalde fragmenten steeds terug. Het publiek zingt de refreinen makkelijk mee; van “lei lei la da” naar “pappadapada” . De opzwepende reggae beat neemt het publiek steeds weer moeiteloos mee, en vaak in een versnelling of verhoogde energie. ‘Bongo Bong’, ‘ Clandestino’ en ‘Me Gustas Tu’ worden voorzien van ritmische kreten en zijn wel even wat anders dan op de plaat. Zo subtiel en verfijnd alle instrumenten en muziekstijlen daar met elkaar verbonden worden, zo ongepolijst wordt het hier neergezet. Wie is gekomen om naar afwisseling en de knappe gelaagdheid van zijn nummers te luisteren (zoals op de albums Clandestino en Esperanza) komt bedrogen uit. Maar wie is gekomen voor een muzikaal feestje met hoge energie, valt met de neus in de boter.
© Marten Siegers