Rhythm & Blues Night, Spot Groningen, 3 mei 2025
Het is de 33e editie van de Rhythm & Blues Night. In de binnenzaal trapt Big Bo af met enkel een mondharmonica en zijn stem. De zaal is nog niet voor de helft gevuld met mensen die daar nog niet op zitten te wachten want ze zitten nog in gezellige gesprekken. Om ons onduidelijke redenen vervangt hij Dan Owen, wat eigenlijk nergens staat aangekondigd. Hij maakt oude blues, getuige ook 'I'm Going Home, Big Boy', een nummer opgenomen door Bama Stuart uit 1841. Als zijn vierkante gitaartje ook uit het tijdperk komt van de tot slaaf gemaakten is wel duidelijk waar deze muzikant de mosterd vandaan haalt. Als zijn bedrading van de gitaar hapert, speelt hij gewoon door terwijl hij iemand het snoer laat vervangen. Hij speelt een Robert Johnson cover en ook het opgewekte ‘Stranger Blues', wat er helaas niet voor zorgde dat het publiek aandachtig ging luisteren. Dit verschijnsel, van veel kletsen, doet zich vaker voor, vooral in de Binnenzaal.
Marlon Pichel weet de zaal beter in te pakken. Maar hij heeft dan ook een band met drie strijkers. Er staan gelijk al enkelen uitbundig te dansen op deze bruisende energieke blues. De zingende drummer in een mooi bruin velours pak zingt ‘I wanna boogie, boogie all night away' en dat geloof je gelijk.
PM Warson trapt af met amper publiek. De band uit Londen speelt strak. De Motown song van Bill Withers ‘Use Me’ is voor ons niet gelijk herkenbaar, maar dat zegt vooral wat over hun stijl. De sound is aan de ene kant wat staccato, zoals de bassist gekleed is en beweegt. En aan de andere kant melodieus zoals de rhythm gitarist melancholisch en dromerig kijkt. De entreehal wordt wel steeds voller, maar vooralsnog reageert het publiek lauwtjes. Later zet de backing vocaliste de toon in ‘(Don’t) Hold Me Down’, een mix van Britse Garage R&B en Latin Soul. Haar warme soulvolle stem en de catchy track (de originele release van deze single kost zo 200 dollar) zorgt voor een aantal losse dansjes in de Entreehal.
In de grote zaal wordt groots uitgepakt. Laurence Jones is een gitaarvirtuoos die met al zijn bewegingen en mimiek zijn enthousiasme net zo de zaal in slingert als Chuck Berry. Gevaar is een beetje dat het een soort stadionrock wordt waar de vocalen langs je heen glijden. Overtuigd van zichzelf, maar voor je het weet heb je zelf net zo'n brede big smile op je gezicht. De band, drie gasten uit Liverpool in zwarte trainingsjackjes met de bekende drie witte strepen, houdt van vuurwerk. Hij klinkt alsof hun voorliefde voor motorzagen en motoren met hun muziek verweven is. Hard, energiek en vol met wisselingen. ‘Voodoo Chile’ wordt met aandacht, energie en liefde gespeeld. Er zit ook gevoeligheid in zijn gitaarspel. Hij wisselt aan het einde van deze lange cover gewoon van gitaar. In een ander nummer dooft de band en gaat hij zitten en wekt hij langzaam aan zijn gitaar weer tot leven. Nog verrassender is de cover van The Cure, ‘The Forest'. Het bos wordt gekapt zeg maar, het speelplezier spat er van af. Goede songs mogen wat tijd vragen, en weten in dit geval te boeien van begin tot eind.
In de binnenzaal laat Jeremie Albino horen in elk geval vocaal tot de top te horen vanavond. Hij zingt vol overgave en klinkt als een oude soullegende. Visueel lijkt de pijn zich te nestelen in zijn gelaatstrekken. Moeilijke spiertrekkingen en een bovenlip die in een hoek aldoor omhoog trekt, waardoor zijn zang een nonchalante klank krijgt. Gelukkig zonder snik want het doet denken aan country artiesten. Het album ‘Our Time In The Sun’ wordt gewoon vanaf nummer 1 in dezelfde volgorde gespeeld. Er zit geen poespas bij. ‘Cold Outside’ volgt net als op zijn album ‘I Don’t Mind Waiting’ op. Het mooie liefdesliedje ‘Let Me Lay My Head’ krijgt deze zaal (die moeite heeft te zwijgen) tot achterin goed stil. Met uitzondering van twee dames die niet alleen door zijn liedjes maar ook door zijn praatjes heen kwekken, op nog geen twee meter van de artiest. Eerste rang, tegen het podium aan.
Rob Heron & The Tea Pad Orchestra zit in een muzikale hoek waar een specifiek type liefhebber op af komt. Het type wat kleding en danspasjes kieskeurig afstemt en fanatiek fan is. Deze mensen dansen mee, precies zoals het past en stoppen abrupt, precies als de band dat ook doet. Het heeft een energieke en vrolijke vibe. En dat komt niet van het mooie colbert van Rob Heron, lichtblauw met muziekthema's opgestikt. Het plaatje klopt hier, inclusief mondharmonica, sax en een groepje wat laat zien hoe het eruitziet als je helemaal los gaat op muziek.
Heel wat anders dan de heren Robert Jon & The Wreck in de grote zaal doen met de blues. Deze plattelandsjongens, voorzien van details in de kleding die laten zien; dit is het Zuiden. Het diepe zuiden van Southern Rock. Zo nu en dan klinkt door de vette gitaarzweem een riedel van het orgel waar je associaties met Joe Cockers band uit de seventies van krijgt. Waar Laurence de motoren vertegenwoordigt zijn het hier de pick-ups, saloons en bbq’s. De 9-jarige David die vooraan staat los te gaan krijgt sympathie van band en publiek als deze opvallende verschijning even in het zonnetje wordt gezet door Robert Jon Burrison. Ondertussen staat in de Entreehal een band met een zanger die loopt als een mannequin, danst als een podiumbeest en zingt als de allerbeste. Dit is blues, uit de diepe krochten van ellende, geschiedenis, leed, emotie.
Les Greene heeft alles in zich en dat moet eruit. Het is niet alleen dat hij de emoties doorleeft heeft en een goede stem heeft. Het is de klank, de overgave en vooral de oprechte soul waarmee hij alles eruit gooit in de hoogste kwaliteit. Hij wordt een beetje emotioneel als hij vertelt dat hij doorgaans in zijn eentje naar Europa komt en ter plekke muzikanten moet leren kennen die zijn liedjes leren. Nu heeft hij voor het eerst zijn eigen band The Swayzees mee. En de ontlading van deze rechtvaardiging spat er af. Het is een combinatie van trots en nederige dankbaarheid die zich ontwapent. De dynamiek zit in hoe deze bandleden met elkaar spelen. De man met gitaar en trombone, de bassist, gitarist, drummer en Les Green zelf. Ze staan, in navolging van de drummer die enkel haar drumsticks tegen elkaar aantikt, zo met z'n allen in het publiek te spelen, maar ook zo weer op het podium. Als hij een stuk zingt zonder band krijgt hij een daverend applaus en een gejoel waar je trommelvliezen van trillen. De experimentele cover ‘Stand By Me’ blijft nog wel even bij ons. Waar de band aanvankelijk na de show voor het podium uit een koffer shirts en ander spul verkoopt, hebben ze later een balie gekregen waar ze tot een uur later gouden handel drijven.
GA-20, drie man sterk, speelt strak en luid. Het is de feel van ‘Sweet Home Chicago’ maar dan strakker. De Schot Dean Owens laat zien dat je fluitend een Italiaans spaghetti western track kan maken. Wat knap is. Het is even een heel ander geluid. Toch komt daarna de misère van blues voorbij, zoals het hoort. Hij vat dat mooi samen; ”There is more to life than having fun”.
Michelle David & The True-Tones hebben de meeste soul en gospel. ‘Peace’ is mooi klein, maar daarna gaat het vlot op stoom. De fijne slag van de drummer houdt de hele band bij elkaar en de voetjes gaan van de vloer. The Zac Schulze Gang knalt en dendert als een malle in de Entreehal. De snelle blues heeft elementen van punk en de zanger heeft eveneens de bekende grimassen en uitdrukkingen waar menig bluesgitarist zijn akkoorden visueel mee uitdrukt. Het drietal is erg energiek en de volle Entreehal stampt, deint en zwiept collectief mee tijdens ‘Hellhound On My Trail’ van Robert Johnson. Wat doet denken aan blues uit contreien van zompige moerassen in Louisiana. Ze verdienden het predikaat ‘Best Emerging Blues Band ’op de UK Blues Awards in 2024 en dat snappen we wel. Alles is snel. Het is vermakelijk te zien hoe de wisselingen en overgangen zorgen voor een levendig spektakel op het podium, waar de drummer soms klinkt als een machinegeweer.
Fantastic Negrito ziet er fantastisch uit. Met een hoed met veren en een paar dreads die er onderuit steken. Hij heeft een mooi jasje aan voorzien van een lappendeken aan verschillende stiksels, vooral in de kleur rood. Haute Couture of vintage, ‘t is stijlvol. Het is een mooi contrast met de jonge bassiste met vlechtjes in een voetbalshirt. Die lekker bast op ‘Keep A-Knockin’ van Little Richard. Het is echter te kort wat we zien. Later hebben we een beetje spijt, want als je hem hoort op albums kan je beamen dat hij op fantastische wijze zijn niet al te makkelijke leven verwoordt in een cocktail van blues, soul en funk. Hier en daar klinkt hij als Robert Plant en Led Zeppelin. Maar het is breder dan dat, luister eens naar ‘Goddamn Biscuit’.
De avond ontbeert iets waar we de vinger niet op krijgen. Het is namelijk lang niet vol. En of dat komt omdat het vakantie is of de stijgende prijzen (een handjevol dikke patatten voor 4,50) weten we niet. Eveneens weten we niet wat er met Miranda And The Beat is. De band is in zwart en de zangeres in schaars gekleed zwart, inclusief zwarte make-up en zwart kapsel. Dit is geen blues voor watjes, dat zie je zo. De band opent loeihard, waarop de eerste mensen zich snel uit de voeten maken. Het contrast kan niet groter zijn met het zonder band gezongen ‘The Last Time’. En ‘Don’t Say You Love Me’ is echt een fraai en melodieus nummer. Na een nummer of zes stopt de band, een van de leden zegt iets in de mic waarvan we alleen het woord ‘Bizar’ horen en verdwijnt. Einde verhaal. Miranda vertelde dat de band 57 dagen getoerd heeft, wat voelt als twee jaar. Dit zal vast de kortste show zijn geweest.
De avond kent hoogtepunten als Jeremie Albino en Laurence Jones. Maar de winnaar is Les Greene & The Swayzees. We mogen trots zijn dat Groningen het eerste landingsstation is van continent Europa voor dit muzikale gezelschap. Blues hoort of uit je tenen of uit je hart te komen. Les Greene is de echte blues, en zijn show een uitstekende transmitter die vermaakt en ontroert.
© Marten Siegers